skipToContentskipToFooter

Oorsprong | Gemaakt in… waar eigenlijk?

Handelsoorlogen en handelsverdragen zijn misschien niet de eerste woorden waar je aan denkt bij oorsprong. Toch hebben deze twee begrippen hier alles mee te maken. Bij handelsoorlogen verhogen landen de tarieven van goederen uit een bepaald land. Bij handelsverdragen gunnen landen elkaar juist lagere tarieven of wordt het tarief voor goederen uit deze landen zelfs verminderd tot nul. In beide gevallen is de oorsprong van de goederen erg belangrijk.

Als goederen worden ingevoerd of uitgevoerd, kunnen de herkomst en oorsprong hiervan een belangrijke rol spelen. Bij herkomst hebben we het over de status van de goederen. Komen deze bijvoorbeeld uit het vrije verkeer van de Europese Unie? Met oorsprong wordt het land of gebied bedoeld waar een goed is voortgebracht of een toereikende be- of verwerking heeft ondergaan. De herkomst van goederen is dus niet hetzelfde als de oorsprong daarvan.

Hoger tarief bij oorsprong (niet-preferentieel)

Om politieke redenen en om de markt te ordenen wil de EU sommige goederen weren. Hiervoor zijn niet-preferentiële maatregelen in het leven geroepen. Enkele voorbeelden hiervan zijn antidumpingheffingen, antisubsidiemaatregelen en landbouwmaatregelen. Ook in- en uitvoerverboden vallen onder de niet-preferentiële maatregelen. De EU zorgt er met deze maatregelen voor dat Europese producenten niet worden benadeeld doordat producenten van buiten de EU lagere verkoopprijzen hanteren. Het tarief op goederen met een bepaalde oorsprong wordt dan hoger.

Dit soort maatregelen zijn de afgelopen maanden vaak in het nieuws geweest. Denk bijvoorbeeld aan de extra heffingen op cosmetica uit de Verenigde Staten en aan de extra heffingen in de VS op staal uit de EU. Tussen de VS en China woedt een heuse handelsoorlog. Over en weer worden heffingen op elkaars goederen ingesteld, al lijkt er op het moment van schrijven [juli 2019, red.] een ‘wapenstilstand’ te zijn.

Vaststelling niet-preferentiële oorsprong

Voor de toepassing van de diverse niet-preferentiële maatregelen is van belang welke oorsprong van toepassing is. De niet-preferentiële oorsprong moet daarom worden vastgesteld. Hiervoor wordt vaak een certificaat van oorsprong afgegeven. Deze certificaten kunnen bij een controle aan de Douane worden overgelegd. Voor de bepaling van deze oorsprong is een set van oorsprongsregels van toepassing, deze zijn vastgelegd in het Douanewetboek van de Unie (DWU). Het DWU maakt een onderscheid tussen goederen die geheel en al zijn verkregen in een bepaald land en goederen die een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan. Beide opties licht ik hierna toe.

In artikel 60 lid 1 DWU is het begrip ‘geheel en al verkregen’ opgenomen. Goederen die geheel en al verkregen zijn in een bepaald land, hebben de niet-preferentiële oorsprong van dat land. Stel, een kalfje is geboren in Nieuw-Zeeland en is daar volgroeid tot koe. Vervolgens wordt de koe in de EU ingevoerd. De koe heeft dan de niet-preferentiële oorsprong Nieuw-Zeeland.

Als er geen sprake is van een geheel en al verkregen product in een bepaald land, moet worden vastgesteld of er sprake is van een toereikende be- of verwerking, zoals vastgelegd in artikel 60 lid 2 DWU. Het is dan nodig dat “in een daartoe ingerichte onderneming, de laatste ingrijpende, economisch verantwoorde verwerking of bewerking heeft plaatsgevonden die hetzij tot de fabricage van een nieuw product heeft geleid, hetzij een belangrijk fabricagestadium vertegenwoordigt”. In artikel 33 Gedelegeerde Verordening DWU (GVo.DWU) is opgenomen welke handelingen niet kunnen leiden tot de niet-preferentiële oorsprong, de zogeheten minimale handelingen. Denk hierbij aan het samenvoegen of splitsen van colli of het strijken van textiel.

Lager tarief bij oorsprong (preferentieel)

De EU heeft met bepaalde landen een handelsverdrag gesloten. Een van de belangrijkste redenen om zo’n verdrag af te sluiten, is het stimuleren van de handel tussen de EU en het land. In deze verdragen zijn bepalingen opgenomen over het verlenen van een verlaagd tarief (of zelfs een afschaffing daarvan) voor bepaalde goederen.

Daarnaast heeft de EU eenzijdig het tarief op bepaalde goederen uit sommige landen verlaagd. Deze eenzijdige tariefsverlaging is toegepast om de ontwikkelingslanden in het kader van het Algemeen Preferentieel Systeem een betere toegang te geven tot de markten van de ontwikkelde landen. Dit zijn de zogenoemde APS-landen.

In vrijwel alle gevallen zijn de preferentiële oorsprongscriteria ‘zwaarder’ dan de niet-preferentiële oorsprongscriteria. Dat wil zeggen dat wanneer een product een bepaalde oorsprong heeft in de zin van een preferentiële regeling, het die normaal gesproken ook heeft in de zin van een niet-preferentiële regeling. Andersom is de niet-preferentiële oorsprong van een product geen enkele garantie voor de oorsprong in preferentiële zin.

Bepalen preferentiële oorsprong

Als een varken wordt geslacht in Canada, het vlees daar vervolgens wordt verwerkt en de goederen daarna naar Nederland komen, bestaat er weinig onduidelijkheid over de oorsprong. Het wordt een stuk ingewikkelder als een broek in Indonesië wordt vervaardigd door het aan elkaar naaien en afwerken van uit Zuid-Korea ingevoerde al op maat gesneden stukken weefsel. Heeft de broek dan de oorsprong Indonesië of Zuid-Korea? Ook in dit geval spelen de begrippen ‘geheel en al verkregen’ en ‘toereikende be- of verwerking’ een rol.

De regels met betrekking tot de preferentiële oorsprong voor de APS-landen zijn vastgelegd in het DWU, de GVo.DWU en de Uitvoeringsverordening. De regels voor de bepaling van de preferentiële oorsprong bij landen waarmee de EU een verdrag heeft gesloten, zijn vastgelegd in het protocol bij het handelsverdrag.

Oorsprongsbescheiden

Om de oorsprong van de goederen aan te tonen, is vaak een oorsprongsbescheid nodig. Ook hier is een verschil tussen niet-preferentiële en preferentiële bescheiden. Een certificaat van oorsprong is een niet-preferentieel oorsprongsbescheid. Dit bescheid kan een ondernemer dan ook niet gebruiken voor de preferentiële oorsprong. Voor de preferentiële oorsprong is bijvoorbeeld een Form A, een EUR.1 of een oorsprongsverklaring op een factuur bruikbaar.

Let op fraude

Ondanks het feit dat een ondernemer zijn leverancier en exporteur wellicht al goed kent, komt het voor dat er onregelmatigheden worden gepleegd. Zo worden documenten soms vervalst en heeft het document bijvoorbeeld slechts betrekking op 100 stuks in plaats van 10.000 stuks. Of een oorsprongsbewijs is weliswaar afgegeven en geldig gemaakt door de autoriteiten, maar achteraf kan de exporteur niet aantonen dat de goederen in dat land zijn gemaakt.

Vanuit bepaalde landen wordt veelvuldig gefraudeerd. Documenten worden dan afgegeven – soms zelfs door autoriteiten om te kopen – maar achteraf blijkt dat er sprake is van valsheid in geschrifte. In dergelijke gevallen is de importeur vaak toch aansprakelijk.

Om het risico op het ontvangen van onjuiste of vervalste certificaten te beperken, is het nodig precies te weten wie de leverancier is. Een inschrijving in het handelsregister in het land is niet genoeg. Onderhoud daarom goede contacten, ga na of de leverancier daadwerkelijk een productielocatie heeft en vraag hem ook om bewijzen.

Oorsprong is complex

Het vaststellen van zowel de niet-preferentiële oorsprong als de preferentiële oorsprong is complex. Daarom is het belangrijk goed op de hoogte te zijn van de bepalingen in handelsverdragen en wetgeving. Een nieuw handelsverdrag kan bepaalde kansen bieden en een handelsoorlog kan tot andere keuzes in de toeleveringsketen leiden. Wees goed voorbereid!

Dit artikel is geschreven door Samantha Zwart–Speelman, adviseur en jurist bij Customs Knowledge.


Opleiding Manager Customs and Trade Affairs (MCTA)

Tijdens de opleiding MCTA leer je hoe jij vanuit jouw inhoudelijke expertise op het gebied van douane en trade compliance kunt adviseren over de te volgen internationale handelsstrategie.