30-10-2024
“Blootstelling in kaart brengen is een continu proces”
“Arbeidsinspectie over gevaarlijke stoffen in magazijnen
Wie aan toezicht op blootstelling aan gevaarlijke stoffen in magazijnen en distributiecentra denkt, denkt aan de Arbeidsinspectie. Maar waar controleren de inspecteurs precies op en welke problemen komen ze dan tegen? Twee projectleiders van de inspectiedienst vertellen erover.
De Nederlandse Arbeidsinspectie is geen graag geziene gast in magazijnen en distributiecentra. Toch zijn de inspecties van de toezichthouder belangrijk om gezond en veilig werken met gevaarlijke stoffen te borgen. Onlangs verscheen een rapport waarin de Arbeidsinspectie terugblikt op de toezichtjaren 2020 tot en met 2023. Conclusie: werkgevers moeten meer doen om werknemers te beschermen tegen gevaarlijke stoffen. Een goede aanleiding om de Arbeidsinspectie te bevragen over hoe het in magazijnen en distributiecentra is gesteld met de blootstelling aan die stoffen.
Incidentbeheersing
“De landelijke inspectiedag die we vorig jaar hebben georganiseerd voor magazijnen en distributiecentra richtte zich niet specifiek op gevaarlijke stoffen. Maar bij Seveso-inrichtingen [bedrijven die met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen werken, ook wel Brzo-bedrijven genoemd, red.] hebben we de afgelopen jaren wel veel geïnspecteerd op blootstelling aan gevaarlijke stoffen”, vertelt Elodie Oosterhof, projectleider van het programma ‘Blootstelling gevaarlijke stoffen’. “Bij de bedrijven die alleen gevaarlijke stoffen opslaan is vooral incidentbeheersing een aandachtspunt. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarin een vork van een heftruck door een verpakking heen prikt, waardoor een lekkage ontstaat.”
Haar collega Jan Westerlaken, projectleider van het programma ‘Goed werkgeverschap in sectoren en ketens’, vult aan: “Wat doe je dan? Ga je dan pas nadenken over hoe te handelen en laat je de medewerker het probleem oplossen? Of heb je een protocol waarin de procedure staat?” Iedere lezer voelt op zijn klompen aan dat een bedrijf voor incidentbeheersing een protocol hoort te hebben. Toch hebben zowel Seveso-inrichtingen als andere bedrijven volgens de projectleiders te vaak niet zo’n procedure. Een probleem dat de gevaarlijkestoffenadviseurs van evofenedex ook vaak zien.
“Medewerkers horen te weten wat ze bij een incident moeten doen”
Opruimen
“Medewerkers horen te weten wat ze bij een incident moeten doen, maar nu is het vaak van: er is iets gelekt, laat ik het maar opruimen”, legt Oosterhof uit. Dit terwijl de stof zeer bijtend kan zijn, waardoor een medewerker brandwonden kan oplopen. “Daarnaast moet een procedure uitvoerbaar zijn. Als je iets gaat opruimen, heb je bijvoorbeeld persoonlijke beschermingsmiddelen nodig. Het gebruik hiervan is altijd de allerlaatste maatregel die je moet nemen, maar bij incidenten heb je weinig keus. Maar die beschermingsmiddelen moeten er dan wel zijn. Het is belangrijk dat je dan niet eerst het hele bedrijf moet afzoeken om ze te vinden. Denk daar dus goed over na”, zegt Oosterhof. “En ga als bedrijf een incident oefenen, net als bij een ontruimingsplan. Dan weet je pas of het echt werkt”, tipt Westerlaken.
De afwezigheid van een protocol speelt volgens de projectleiders niet alleen bij Seveso-inrichtingen die gevaarlijke stoffen opslaan, maar ook bij Seveso-inrichtingen die handelingen met gevaarlijke stoffen verrichten. Zoals verwerken, verpakken en afvullen. Bij de laatstgenoemde categorie bedrijven ziet de Arbeidsinspectie bovendien dat ze de gevaarlijke stoffen waaraan werknemers worden blootgesteld, soms niet goed in beeld hebben. En dat ze soms niet weten wat het effect en de gezondheidsrisico’s van die stoffen zijn. Westerlaken: “Als mensen in aanraking komen met chemische stoffen, moet de werkgever beoordelen wat het risico daarvan is. Wat een bedrijf hiervoor moet doen is allemaal uitgeschreven in regelgeving, maar bij inspecties hebben we hier best vaak op moeten handhaven.”
“Ga als bedrijf een incident oefenen, net als bij een ontruimingsplan”
Projectleider van het programma ‘Goed werkgeverschap in sectoren en ketens’.
Risicoselectie
Welke bedrijven en sectoren een inspectie krijgen, hangt af van verschillende factoren. Bijvoorbeeld inspectieresultaten uit het verleden, verkenningen die risico’s doen vermoeden en/of klachten of signalen. Verder richten de inspecties zich op de bedrijven met de grootste risico’s. Per sector wordt vooraf bepaald naar welke risico’s de inspecteurs kijken, want de Arbeidsomstandighedenwet, de basis voor de inspecties, is nogal breed – de Arbeidsinspectie houdt toezicht op veel verschillende thema’s. Meestal komen de inspecteurs onaangekondigd langs. Bij hun bezoek vertellen zij voor welke onderwerpen ze komen, aldus Oosterhof.
Toch merken de gevaarlijkestoffenadviseurs van evofenedex bij hún bedrijfsbezoeken dat er soms onwetendheid is over de zaken waar een inspecteur naar kijkt. De bedrijven roepen dan: ‘De Arbeidsinspectie is langs geweest en alles was goed!’ Ze zijn verbaasd als de evofenedex-adviseur ze dan toch op een onvolkomenheid wijst, bijvoorbeeld onveilige opslag van lithiumbatterijen, ook een gevaarlijke stof.
“Meestal is opslag niet een onderwerp waarop wij inspecteren”, legt Oosterhof uit. “Dit laten wij over aan de omgevingsdiensten. De thema’s waar we in magazijnen en distributiecentra wel op inspecteren zijn bijvoorbeeld blootstelling aan gevaarlijke stoffen, dieselmotoremissies, lasrook en houtstoffen. Ook de komende jaren staan die thema’s hoog op de agenda. Maar dat neemt niet weg dat als een inspecteur iets ziet bij de opslag waar hij niet omheen kan, hij daar wel iets mee doet. Maar dit komt relatief weinig voor.”
Blootstelling aan houtstoffen is een van de thema’s die de komende jaren weer hoog op de agenda van de Arbeidsinspectie staan.
REACH-verordening
De basis van de inspecties rond blootstelling aan gevaarlijke stoffen is dus de Arbeidsomstandighedenwet en het onderliggende Arbeidsomstandighedenbesluit, waarin de Europese richtlijnen voor chemische stoffen zijn opgenomen. En daarnaast de Europese REACH-verordening (voor productie en handel in chemische stoffen), die een rechtstreekse werking heeft. Een verordening hoeft namelijk niet in nationale wetgeving te worden opgenomen.
“Vanuit een samenwerkplatform voor toezicht op REACH, genaamd Forum, is er bijvoorbeeld eens in de twee, drie jaar een project waaraan alle EU-lidstaten kunnen meedoen”, vertelt Oosterhof. “De Arbeidsinspectie doet daar vaak aan mee, samen met onder andere de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De laatstgenoemde is in de lead voor de samenwerking op het gebied van de REACH-verordening. Zo hebben we een paar jaar geleden samen met de ILT meegedaan aan een project rond autorisatieplichtige stoffen. Dat zijn stoffen die je in de basis niet mag gebruiken, maar waarvoor een uitzondering geldt als je je aan strenge voorwaarden houdt. Als er volgens bepaalde procedures en maatregelen die in de autorisatie zijn opgenomen met die stoffen wordt gewerkt, mag een bedrijf ze voor de juiste toepassingen volgens de autorisatie gebruiken. Deze voorwaarden zijn opgenomen in het veiligheidsinformatieblad. Onze inspecteurs hebben destijds werkgevers bezocht die eindproducten gebruiken waar autorisatieplichtige stoffen in zitten. En de ILT de producenten van die stoffen”, aldus Oosterhof.
“Een probleem is dat de risico’s en gebruiksregels van een stof soms onbekend zijn bij de eindgebruiker”
Projectleider van het programma ‘Blootstelling gevaarlijke stoffen’.
Ze vervolgt: “Onze eigen inspecteurs hebben gekeken of de werkgevers zich houden aan de REACH-regels voor geautoriseerde stoffen. Een probleem is namelijk dat de risico’s en gebruiksregels van een stof soms onbekend zijn bij de eindgebruiker, omdat ze bijvoorbeeld ontbreken in het veiligheidsinformatieblad. Ook zijn werkgevers vaak niet in het bezit van die bladen. Onze inspecties hebben destijds ertoe geleid dat heel veel eindgebruikers zijn gestopt met het gebruiken van autorisatieplichtige stoffen”, zegt Oosterhof tevreden.
Veiligheidsinformatiebladen
Maar wat de veiligheidsinformatiebladen betreft, valt er volgens Oosterhof wel nog veel te verbeteren, zowel bij Seveso- als bij andere bedrijven. “Leveranciers horen bij de eerste levering of wanneer een stof vernieuwd is zo’n blad te leveren. Maar dit gebeurt soms niet. Ook zien we dat werkgevers niet echt inzicht hebben in de stoffen die ze gebruiken als onze inspecteurs hiernaar vragen.” Westerlaken vult aan: “Terwijl dit je basisbron is om de risico’s van stoffen goed in kaart te brengen.”
“Ook zijn werkgevers vaak niet in het bezit van die bladen”
Check daarom minstens één keer per jaar of je recente veiligheidsinformatiebladen (VIB’s) van al je stoffen hebt, tippen de projectleiders. Zo niet, vraag ze op, want er wijzigt weleens iets in de samenstelling van een stof. Oosterhof: “Ook kan het gebeuren dat een stof een ander gezondheidsrisico krijgt, omdat er meer onderzoek is gedaan. Een stof die eerst niet als gevaarlijk bekendstond, blijkt dan toch kankerverwekkend te zijn.” Leg de controles van de VIB’s ook goed vast, voor het geval dat de inspecteur hiernaar vraagt.
Continu proces
Oosterhof en Westerlaken hebben tot slot nog een tip voor alle bedrijven die handelen met gevaarlijke stoffen: kijk eens in de zoveel tijd terug of er veranderingen zijn geweest in je werkproces die van belang zijn voor de blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Misschien heb je bijvoorbeeld andere stoffen in huis gehaald of zijn de grenswaarden veranderd om de stoffen te mogen gebruiken. Of moeten medewerkers opnieuw worden voorgelicht. “Blootstelling is niet iets wat je eenmalig in kaart brengt, om er vervolgens nooit meer naar te kijken. Het is een continu proces. Onze zelfinspectietool ‘Werken met gevaarlijke stoffen’ is hierbij een handig hulpmiddel. Daarin hebben we de wetgeving samengevat in de stappen die je in de praktijk moet doorlopen om eraan te voldoen”, besluit Oosterhof. De tool is te vinden op de website Zelfinspectie.nl.
Wilma Nijdam
Getty Images e.a.