skipToContentskipToFooter

27-05-2025

Wonen en logistiek samen in nieuwbouw

W

Toekomst van logistiek vastgoed

Ruimte is schaars en duur en dat maakt combineren van functies een trend in vastgoed. Ook logistiek vastgoed beweegt mee; wonen en werken kruipen weer naar elkaar. Bovendien is er ruimte nodig voor de circulaire economie. “We maken een nieuw soort stedelijk woon- en werklandschap”, aldus senior onderzoeker Merten Nefs van de Erasmus Universiteit.

Er is een tijd geweest dat ondernemers woningen lieten bouwen voor hun arbeidsmigranten. Om glasblazers voor zijn glasfabriek aan te trekken, liet Anton Philips een woonwijk met winkels en sportvoorzieningen bouwen. Daarmee kon hij werknemers weghalen bij andere glasfabrieken. De huizen staan er nog steeds, in de schaduw van het PSV-station. Bij Son liet hij een dorp met boerderijen bouwen om boerenzonen uit Drenthe aan te trekken.

Philips was niet de eerste. Dertig jaar eerder kocht Jacques van Marken een weiland bij Delft en liet hij tuinarchitect Zocher een park met woningen ontwerpen. In het park, genoemd naar zijn vrouw Agneta, kon Van Marken de medewerkers van zijn gist- en spiritusfabriek een aantrekkelijk onderdak bieden. Terugblikkend was Van Marken een weg­bereider voor de ontwikkeling van tuindorpen in Europa, ofwel woonwijken in een groene omgeving. Goed voor de werknemers en goed voor de werkgevers. In Engeland werd het geperfectioneerd tot dorpen met allerlei functies, op korte afstand van de fabrieken. Philips volgde die trend en met hem ‘notabelen’ elders in het land.

Landschap verandert

In een werkkamer in een gebouw van de Erasmus Universiteit heeft senior onderzoeker Ruimtelijke Planning Merten Nefs een goed uitzicht over het moderne Rotterdam. Aan de wand hangt een kaart van Rotterdam van rond 1930. Met ‘op Zuid’ de vele goederensporen naar haven- en productiebedrijven en daarbij woonbuurten op loop- of fietsafstand. Nefs, verbonden aan het Erasmus Centre for Urban, Port and Transport Economics (UPT), zegt een liefhebber van oude kaarten te ­zijn. Die vertellen over de ontwikkelingen in ruimtelijke planning van bedrijvigheid. Als hij vanuit zijn kamer naar buiten kijkt, ziet hij het moderne Rotterdam waar havenbedrijven en industrie steeds meer verdwijnen en het landschap verandert in een compacte stad met woontorens. Vorig jaar studeerde hij af op de veranderingen in de ruimtelijke planning van logistiek. 

“Tot de jaren tachtig ging het om transport, met opslagplaatsen voor grondstoffen bij havens en magazijnen bij fabrieken”, vertelt Nefs. ”In de jaren tachtig kreeg logistiek een plaats in ruimtelijke planning. Dat was in de tijd dat de grenzen in Europa vervaagden 

en voor de logistiek in grensgebieden geen plaats meer zou zijn. Venlo wist dat tegen te gaan. In 1991 werd de Vierde Nota Ruimte­lijke Ordening aangevuld met ‘Extra’ [het begrip Vinex is daar een verkorting van, red.] en tegelijk met de aanwijzing van Vinexwijken werden Venlo, Rotterdam en Schiphol aangewezen als de drie logistieke mainports.”

Nefs over die tijd: “Venlo kon in westelijke richting uitbreiden met Trade Ports. Dorpen moesten grond inleveren om grootschalige logistiek mogelijk te maken. Projectontwik­kelaars financierden de plannen en liepen weinig risico. Het was voor buitenlandse huurders van de gebouwen fiscaal aantrekkelijk om in Venlo neer te strijken en niet aan de andere kant van de grens. Ook andere gemeenten wilden dat wel en de verkiezing van Logistieke Hotspot van het Jaar werd voor gemeenten en projectontwikkelaars een belangrijke wedstrijd. Waarbij het niet zozeer ging om de beste hotspot, maar om de nieuwe locaties met de beste kansen voor ontwikkelaars.”

“Toch hebben we nog steeds ruimte voor logistiek nodig”

Merten Nefs, senior onderzoeker Ruimtelijke Planning

Erasmus Centre for Urban, Port and Transport Economics (UPT)

vastgoed-1.jpg

Circulaire economie

Dertig jaar lang domineerden de clusters van grote distributiecentra het landschap. Studenten van nu krijgen echter met een ander landschap te maken, merkt Nefs. Als senior-onderzoeker begeleidt hij studenten in Rotterdam en Delft. “Het denken in grote 

hotspots is aan het kantelen. Ik zie dat veel Nederlanders niet meer zitten te wachten op XXL-distributiecentra in hun leefomgeving ­vanwege de impact op verkeer en huisvesting.

Toch hebben we nog steeds ruimte voor logistiek nodig. Het zijn de op Nederland gerichte supermarkten, e-commerce­bedrijven en winkelbedrijven die de nog beschikbare kavels vullen. Ook zullen we ruimte nodig hebben om op efficiënte wijze te kunnen antwoorden op een circulaire economie. Als we door schaarste aan grondstoffen of geopolitieke problemen disrupties krijgen in de aanvoer van producten, grondstoffen en halffabrikaten, zullen we meer producten repareren, demonteren en opnieuw assembleren. Deze circulaire economie is nodig voor zowel duurzaamheid als onafhankelijkheid in Europa. Voor de industriële schaal die dat vraagt, zullen we in een circulaire economie nog steeds grote ge­bou­wen nodig hebben. Maar wel met een gebied erbij dat uitnodigt voor een wandeling.”

Die ontwikkeling kan snel gaan, verwacht Nefs. “Geopolitiek is er veel aan de hand en we moeten nog afwachten wat de effecten ervan zijn op hotspots voor Europese ­distributie. Eerdere disrupties in de logistiek hebben bedrijven wakker gemaakt, ze zijn weer in Europa gaan produceren. Mogelijk dat de aan defensie gerelateerde industrie daarin het voortouw gaat nemen.” 

Wonen en werken 

Ook wonen en werken kunnen weer bij elkaar komen. Een woning is een steeds hardere randvoorwaarde om ergens te willen werken. “ASML is het bekendste voorbeeld”, merkt Nefs op. “Net als Philips of Van Marken honderd jaar geleden, ziet ASML de noodzaak om bij te dragen aan woningbouw in de omgeving van de fabriek. In de omgeving, want nieuwe medewerkers waarop ASML mikt willen niet meer elke dag een paar uur in een auto, trein of bus onderweg zijn. Ze verhuizen, als het even kan, naar de stad waar zij werken. Ze willen met mooi weer op de fiets of lopend naar hun werk, bij voorkeur door een gebied met wat groen. Dat doe ik zelf ook.”

Hij vervolgt: “We zijn er nog niet zo goed in, maar we maken een nieuw soort stedelijk woon- en werklandschap. Dat nieuwe landschap bestaat uit een mix van magazijnen, industrie, woningen voor medewerkers en voorzieningen voor bewoners. Zoals in de tijd van de tuindorpen bij bedrijven, maar dan op een wat grotere schaal. Op de beurs Logistica Next zag je de afgelopen jaren al wat schetsen van bouwbedrijven. Zij schetsen bedrijfsgebouwen met daaromheen woningen, een sportcentrum en winkels.”

“Als we nu nog grote projecten willen, moeten we overwegen de beperkte ruimte te benutten door te stapelen”

Functies stapelen

Nefs: “Als we nu nog grote projecten willen, moeten we overwegen de beperkte ruimte te benutten door te stapelen.” De auto parkeren op een parkeerterrein vraagt veel dure meters en bedrijven zoeken naar meervoudig ruimtegebruik. Parkeren kan op het dak of in een parkeergarage die niet alleen functioneel is, maar ook nog mooi is om te zien. ”Functies combineren past in een logistiek landschap. Dat is een landschap waaraan we nog moeten wennen”, merkt Nefs op. Een mooi voorbeeld vindt hij NovaCity in Brussel, een ‘verticaal gemengd’ project met stadslogistiek in de plint, met daarop kantoorruimtes die naast hun kantoorfunctie ook dienen als geluidswal voor de woningen boven het project. “De aandacht voor akoestiek maakt dat de functies wonen, kantoren en stedelijke logistiek goed kunnen samengaan.”

Ook noemt hij het project Porte de la Chapelle in Parijs, gebouwd op een voormalig spoorwegterrein van zeven hectare. “Het was een verpauperd terrein”, vertelt Nefs. “Nu is het een woonwijk met een logistieke hub. Het is een gebouw voor overslag van voedingsmiddelen, meubels en mode. Goederen komen over het spoor met een goederenshuttle vanuit een groot distributiecentrum bij Lille. De distributie in de last mile gebeurt vervolgens met elektrische voertuigen. Boven op het logistieke hotel is plek voor sport, kantoren, woningen, woon-werkunits en stadslandbouw. Een datacenter in de kelder levert restwarmte aan woningen en de kassen op het dak.”

Gemeentelijke visies

Om steden aantrekkelijk te houden moet er werk zijn. De opzet uit de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening, gebaseerd op forensen als manier van leven, werkt niet meer. Het mengen van wonen en werken begint in gemeentelijke visies een plaats te krijgen als oude bedrijventerreinen op de nominatie van reconstructie staan. “De ene gemeente gaat sneller mee in het combineren van functies dan de andere”, constateert Nefs. “Rotterdam is wat mij betreft een voorbeeld van een gemeente waar stapelen van functies van de grond komt. Nieuwe woontorens in de stad zijn dorpen op zichzelf, met ook ruimte voor kantoren, een hotel, winkels, horeca en een fitnessruimte. Alleen groothandel, stedelijke logistiek en maak­industrie zitten nog niet in de vanzelfsprekende mix. Dat moeten we zien te veranderen.”

“Wat we niet moeten doen is oude bedrijventerreinen slopen om er alleen maar woningen te bouwen”

“Wat we niet moeten doen is oude bedrijventerreinen slopen om er alleen maar woningen te bouwen. Zeker niet als er nog mogelijkheden zijn voor bevoorrading over water of spoor. We blijven gebieden nodig hebben in een hoge milieucategorie. Voor industrie en voor de circulaire economie, want omgaan met gebruikte producten is niet zonder gevaar. Refurbishingbedrijven kunnen brandgevaarlijk zijn, bleek pas nog in Goes.”

Nefs: “Je moet geen woningen willen bij bedrijven waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt of die brandgevaarlijk zijn. Daarom moet je ook kijken naar de oude combinatie van wonen en winkels. Een fietsenwinkel was voorheen niet bijzonder gevaarlijk en was in woonblokken te vinden. Maar als er nu brand uitbreekt in een tweewielerbedrijf, kan dat een uitslaande brand worden [vanwege lithiumbatterijen, red.]. Toch zie je fietsenwinkels nog steeds in woonblokken. Net als parkeergarages in appartementencomplexen waar elektrische auto’s staan.”

Ed Coenen

Ed Coenen