skipToContentskipToFooter

De ambities uit het nationaal programma circulaire economie

De administratieve lasten rond afvaltransporten moeten aangepakt worden en de definitie van afval moet op de schop. De Nederlandse overheid wil in 2030 het gebruik van primaire abiotische grondstoffen gehalveerd hebben en in 2050 een volledig circulaire economie tot stand brengen. In het onlangs verschenen Nationaal Programma Circulaire Economie staat hoe dat ze dat wil bereiken. En in het nieuwe Rode Draden-rapport staat welke beren er nog op de weg liggen bij ketensamenwerking.

Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat Vivianne Heijnen windt er in haar inleiding bij het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE) geen doekjes om: “De circulaire economie is geen nice to have, maar een need to have. Het wereldwijde gebruik van grondstoffen veroorzaakt negentig procent van het mondiale biodiversiteitsverlies, negentig procent van de waterschaarste en vijftig procent van de broeikasgasemissies. Een circulaire economie is onmisbaar als we de klimaatdoelen willen halen. Ook maakt het ons minder afhankelijk van andere landen voor de levering van grondstoffen. De situatie in Oekraïne heeft laten zien hoe belangrijk dit is. Er is een omslag nodig, willen we ook toekomstige generaties in een leefbare wereld laten leven.”

De Nederlandse economie moet daarom in 2050 volledig circulair zijn, met zo min mogelijk afval en verspilling van grondstoffen. Het jaar 2050 is nog ver weg, maar het doel voor 2030 níet: een halvering van het gebruik van nieuwe grondstoffen, uitgezonderd grondstoffen die weer ‘aangroeien’.

Vier knoppen

In het NPCE staan weinig cijfermatige doelen – deze worden in 2023 vastgesteld – maar maakt wel goed duidelijk aan welke knoppen er in het circulaire-economiebeleid gedraaid worden. Het zijn er vier.

  • Allereerst zet de overheid in op het verminderen van grondstoffengebruik. Dat kan door producten te delen, efficiënter te produceren of ervan af te zien. Een concrete maatregel die het rapport als optie noemt, is een nationale of Europese heffing op primaire fossiele grondstoffen.
  • De tweede draaiknop is substitutie van nieuwe eindige grondstoffen door gebruikte grondstoffen of biogrondstoffen zoals hout of vlas. Het NPCE verwijst naar de verwachte nieuwe Europese Ecodesign-verordening waarin minimumeisen aan duurzaamheid staan beschreven, inclusief het gebruik van een verplicht percentage voor recyclaat of biogrondstoffen en beperkingen voor het gebruik van (zeer) zorgwekkende stoffen, die bijvoorbeeld kankerverwekkend kunnen zijn.
  • Levensduurverlenging is de derde circulaire strategie en ook hier verwijst het programma naar de Ecodesign-verordening. Deze zal eisen bevatten voor de levensduur, repareerbaarheid en demonteerbaarheid van producten. Dat zal stevig inwerken op de business- en servicemodellen van producenten en iets praktisch als het op voorraad houden van reserveonderdelen. Het plan is verder om greenwashing aan te pakken en de mogelijkheid te verkennen om retailers te verplichten om een steeds groter aandeel tweedehands producten aan te bieden.
  • Tot slot wil de Nederlandse overheid hoogwaardige verwerking van producten of materialen garanderen. Daarbij gaat het om inzamelen van afval, hergebruik, opwaardering en recycling. In het NPCE grijpt de overheid naar stevige maatregelen zoals verplichte recyclepercentages, een verbod op vernietiging van onverkochte goederen en een materiaalgericht verbrandingsverbod. Concrete streefwaarden noemt het programma niet, maar het vermeldt wel dat veel uitgewerkt wordt via een bestaand instrument: de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV). Deze stelt producenten verantwoordelijk voor de juiste verwerking van afgedankte producten en materialen. De UPV bestaat bijvoorbeeld al voor verpakkingen en elektronica, en zal naar verwachting voor steeds meer sectoren gelden. Het NPCE noemt concreet dat de meubelbranche een UPV krijgt. In het NPCE staat ook beschreven dat de administratieve lasten rond afvaltransporten aangepakt moeten worden en de definitie van afval op de schop moet. Bedrijven die al werk maken van circulair ondernemen lopen momenteel namelijk vaak tegen afvalwetgeving en vergunningsprocedures aan.

Belangrijkste productgroepen

Los van algemene maatregelen richt het NPCE zich op vier specifieke sectoren: de sector kunststoffen, de consumptiegoederensector, de bouw en de maakindustrie. Deze zijn weer onderverdeeld in productgroepen, waarvoor het plan losse maatregelen noemt. Deze zijn in samenwerking met het bedrijfsleven tot stand gekomen. Voor de maakindustrie staan bijvoorbeeld productpaspoorten, instrumenten voor circulaire businessmodellen en een Milieu Kosten Indicator genoemd.

Circulair ondernemen staat nog in de kinderschoenen en is zeker geen makkelijk proces. Daarom is in maart 2019 het Versnellingshuis opgericht om ondernemers te helpen om circulaire stappen te zetten. Het Versnellingshuis is een samenwerkingsverband tussen het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, VNO-NCW, MKB-Nederland, Het Groene Brein en MVO Nederland. Jaarlijks publiceert het Versnellingshuis een ‘Rode Draden’-rapport, waarin belemmeringen die circulaire ondernemingen ervaren staan beschreven. Dit jaar ligt de focus met name op circulaire ketensamenwerkingen, waarin het Versnellingshuis zes ‘rode draden’ herkent. We zetten ze op een rij.

  • Circulaire ketensamenwerking. De eerste draad houdt in dat steeds meer ondernemers overwegen een circulaire onderneming te starten of te kijken naar de mogelijkheden om circulaire processen in de huidige bedrijfsvoering te implementeren. De belangrijkste drijfveren verschillen per sector en bedrijf, maar de volgende vijf komen steeds naar voren: dalende leveringszekerheid, stijgende grondstoffenprijzen, maatschappelijke druk, invoering van bindende maatregelen en kansen voor nieuwe businesscases.
  • Dan de tweede draad: naast een goed circulair idee of technologische innovatie zijn sociale factoren vaak onderbelicht. Om in een keten tot een succesvolle samenwerking te komen, is het creëren van een gezamenlijke visie, openheid in communicatie en heldere afspraken essentieel.
  • De derde draad is dat we leven in een tijd waarin er veel complexe, wijdverspreide en internationale supplychains zijn. Met name het midden- en kleinbedrijf heeft moeite om de supplychains in kaart te brengen. Mochten de ketenpartners al in beeld zijn, dan speelt er nog op de achtergrond mee dat die vaak niet de meerwaarde van een samenwerking zien door het verschil in commerciële belangen.
  • Een andere obstakel is dat bedrijven (vaak) geen toegang hebben tot informatie over productieprocessen, werkomstandigheden en milieueffecten van andere ketenschakels. Om het inzicht in de keten te vergroten, moet er bij de ontwikkeling van beleid of methoden aandacht zijn voor het vergroten van het gemak van dataregistratie en het vergroten van de bereidheid om data te delen. Daarnaast is het belangrijk om na te denken over het beheer en de eigendom van gedeelde gegevens.
  • Dan de vijfde draad: voor een succesvolle ketensamenwerking is een ervaren procesbegeleider onmisbaar volgens ondernemers. Een procesbegeleider kan vanuit een onafhankelijke positie de verschillende belangen in acht nemen en meedenken over hoe de samenwerking met verschillende partners eruit kan zien. Bedrijven zijn positief over de (financiële) middelen die er zijn om een procesbegeleider in te schakelen. Maar ze willen de ondersteuning ook graag voor een langere termijn houden.
  • En tot slot: mocht de intentie zijn uitgesproken om samen te werken, dan volgt vaak een lastige periode waarin bedrijven voor de opgave staan om eventuele lusten en lasten eerlijk te verdelen. Daarnaast blijft de financiering van een samenwerking lastig, aangezien het voor een financier moeilijk is een goede inschatting te maken van de risico’s. De subsidie Circulaire Ketenprojecten van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) kan wat dat betreft een steun in de rug zijn. Meer informatie hierover is te vinden op de site van de RVO.

Impact op ondernemingen

Alles bij elkaar gaan bedrijven in Nederland in sneltreinvaart een nieuwe wereld tegemoet waarin retourstromen op termijn groter zijn dan nieuwstromen. En waarin het normaal is om naast productielijnen ook opwaardeerlijnen te hebben (al dan niet uitbesteed) en waarin voortaan een deel van de voorraad bij de klant in gebruik is. Nieuwe businessmodellen zullen ontstaan, disruptors zullen een deel van de circulaire markt innemen en ondertussen moet de circulaire supplychainmanager ervoor zorgen dat de nog complexere processen goed blijven verlopen.

Dit artikel verscheen eerder in logisticx 2/2023, het logistieke vakblad van evofenedex. 

Vragen over Supply Chain Management?

Nanne en zijn collega's helpen je graag verder

Nanne Schriek evofenedex