skipToContentskipToFooter


Vóór de belading

  • controleer vóór belading of het voertuig, de laadvloer en de vastzetmiddelen schoon en in goede en bruikbare staat zijn.
  • controleer of de vastzetmiddelen in staat zijn om de krachten te weerstaan die tijdens het rijden op de lading inwerken. Houd rekening met noodremmingen, sterk uitwijken om obstakels te vermijden, slechte wegen of slechte weersomstandigheden.
  • bepaal welke manier van ladingzekering voor deze lading het best is (vergrendelen, blokkeren, vormsluitend sjorren, neersjorren of combinaties daarvan).

Tijdens de belading

  • zet de lading op zo’n manier vast dat deze niet kan verschuiven, omvallen, verplaatsen door trillingen of van het voertuig kan vallen.
  • zet de lading zodanig vast dat het voertuig (door verschuivende lading) niet kan omvallen.
  • controleer of de aanbevelingen van de fabrikant van het voertuig en die van de fabrikant van de vastzetmiddelen worden opgevolgd.
  • gebruik zo mogelijk materieel dat het zekeren van de lading ondersteunt, zoals wrijvingsmatten, schotten, spanbanden en hoekbeschermers.
  • zorg ervoor dat de vastzetmiddelen de lading niet beschadigen.

Gedurende het vervoer

  • controleer de lading na elke gedeeltelijke lossing of herschikking op overbelading en verdeling van de lading over het voertuig. Zorg ervoor dat het zwaartepunt van de lading zo dicht mogelijk bij de lengteas van het voertuig ligt. Belaad zo laag mogelijk: de zware goederen onder en de lichtere boven.
  • controleer de ladingzekering regelmatig gedurende de rit. De eerste controle bij voorkeur al na enkele kilometers. Verder moet de ladingzekering altijd worden gecontroleerd na noodremming of sterke uitwijkmanoeuvres.
  • rijd rustig; pas jouw snelheid aan de omstandigheden aan en voorkom sterke stuurbewegingen en heftig remmen. Als je hieraan houdt zijn de krachten die inwerken op de lading gering en voorkom je problemen.

Vragen over vervoer?

Ricky en zijn collega's helpen je graag verder

evofenedex vervoer