skipToContentskipToFooter

De gevolgen van de verbetervoorstellen van minister Van Gennip voor handel en logistiek

04-04-2023 De arbeidsmarkt piept en kraakt. Zo zien we grote tekorten in bijna elk logistiek vakgebied, mismatches en oplopende ziektecijfers door de hoge werkdruk. Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Karien van Gennip heeft vanuit het regeerakkoord een duidelijke taak meegekregen: de arbeidsmarkt toekomstbestendig maken. De zojuist gepresenteerde verbetervoorstellen zijn hoofdzakelijk gebaseerd op 2 adviezen: het eindrapport van de commissie Regulering van Werk (commissie Borstlap) en het hoofdstuk ‘Arbeidsmarkt, inkomensverdeling en gelijke kansen’ uit het MLT-advies van de SER. Wat voor gevolgen hebben deze voorstellen voor bedrijven in de handel en logistiek?

Aangezien de vraag naar flexibiliteit niet vermindert, verwacht evofenedex dat de kostprijs van arbeid door alle maatregelen nog meer zal stijgen. Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Karien van Gennip zet weliswaar met haar plannen serieuze stappen richting een toekomstbestendige arbeidsmarkt - en blijft daarbij dicht bij de adviezen van de Sociaal-Economische Raad - maar aandachtspunten waar wij de minister nog op willen attenderen zijn er zeker. Zo zouden we ook graag zien dat de adviezen van de commissie Borstlap over de flexibilisering van het vaste contract en het verkorten van de verplichte loondoorbetalingstermijn van 2 jaar bij ziekte, worden meegenomen in de toekomstige plannen. Meer op de actualiteiten inspelend, zien we - met name onder jongeren - nog te weinig maatregelen die inspelen op een groei van het als zzp’er werken via platforms. De plannen om vluchtelingen eerder een plek op de arbeidsmarkt te bieden juichen wij toe. Bij de opvang van Oekraïense vluchtelingen hebben we al gezien dat dit goed mogelijk is. Daar snel werk van maken, lijkt ons een heel goed idee. Hieronder een toelichting op de belangrijkste voorstellen.

Nulurencontract verdwijnt

Werknemers met een flexibel contract en oproepkrachten krijgen meer zekerheid. Flexibiliteit in arbeidscontracten wordt verder teruggebracht. Zo wordt de wachttijd na 3 opeenvolgende tijdelijke contracten verhoogd naar 5 jaar. Op dit moment bedraagt deze wachttijd 6 maanden. Voor scholieren blijft de zogeheten ketenregeling, net als nu, buiten toepassing. Voor studenten blijft de onderbrekingstermijn van 6 maanden bestaan. Voor seizoenswerk blijft de huidige mogelijkheid van een verkorte tussenpoos van 3 maanden intact.

Het oproepcontract (nulurencontract) verdwijnt en wordt vervangen door een ‘basiscontract’ met daarin een vooraf vastgesteld minimaal aantal uren. Hierbij mag de verplichte beschikbaarheid hoogstens 130 procent van deze garantie-uren bedragen. Vooraf moet worden bepaald op welke tijdstippen de werknemer beschikbaar dient te zijn. Dit vergt een nog betere planning van handels- en logistieke bedrijven. Voor scholieren en studenten die maximaal gemiddeld 16 uur per week op jaarbasis werken (bijbaan), blijven de huidige oproepcontracten bestaan. Contracten met een jaarurennorm blijven mogelijk en staan los van het basiscontract. Er komt een open norm waarbij middels een jaarurensystematiek per kwartaal een bepaalde mate van roosterzekerheid en niet-beschikbaarheid moet worden overeengekomen.

Voor medewerkers met het nieuwe basiscontract voor onbepaalde tijd geldt de lage WW-premie. Bij de premiedifferentiatie WW is voor vaste contracten geregeld dat overwerk tot en met 30 procent van het aantal contracturen mogelijk is onder de lage WW-premie. Bij een hoger percentage is de werkgever alsnog de hoge WW-premie verschuldigd. Voltijdcontracten vanaf 30 uur zijn hiervan uitgezonderd (nu 35 uur). Handels- en productiebedrijven hoeven zo minder vaak de hoge premie achteraf te betalen.

Regulering zzp’ers

De fiscale voordelen voor zzp’ers verdwijnen, waardoor de financiële prikkel om als zzp’er te werken minder groot wordt. Het onderscheid tussen werknemer en opdrachtnemer wordt duidelijker. In de wet komt bovendien een duidelijker criterium voor het zijn van opdrachtnemer. Bij een zzp’er die onder 30 tot 35 euro per uur werkt, moet de opdrachtgever bij mogelijke rechtszaken aantonen dat de werkende een opdrachtovereenkomst heeft en geen arbeidsovereenkomst. De Belastingdienst en Arbeidsinspectie gaan vanaf 2025 gerichter handhaven op schijnzelfstandigheid. De bewijslast komt dus bij de opdrachtgever te liggen. Ook komt er een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) voor zelfstandigen, met als doel het bieden van inkomensbescherming voor zzp’ers. De wachttijd bij de nieuwe AOV-verzekering bedraagt 1 jaar en de uitkering is 70 procent van het laatstverdiende inkomen tot aan de grens van 143 procent van het wettelijk minimumloon.

Crisisregeling voor personeelsbehoud

Er komt een crisisregeling voor personeelsbehoud. In het regeerakkoord stond ook specifiek een regeling voor deeltijd-WW om de interne flexibiliteit en wendbaarheid van bedrijven te vergroten. Het kabinet wil het voor bedrijven in nood mogelijk maken een beroep te doen op de Werkloosheidswet. Wanneer een onderneming door een calamiteit of een situatie zoals de recente coronacrisis ten minste 20 procent minder werk heeft, kan deze voor haar werknemers WW aanvragen zonder dat dit ten koste gaat van de opgebouwde WW-rechten van de werknemers. Voor de uren dat er minder gewerkt wordt, betalen werkgevers 80 procent loon door en ontvangen zij een financiële tegemoetkoming van 60 procent van de totale loonkosten (inclusief werkgeverslasten). Ook werknemers leveren hieraan dus een bijdrage. Deze regeling wordt nog verder uitgewerkt.

Uitzendcontracten en certificering

De uitzendperioden worden verkort. Fase A wordt maximaal 52 weken (in plaats van 78) en fase B wordt verkort naar 2 jaar en maximaal 6 tijdelijke contracten. Ook komt er een nieuwe regel voor de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten, waarin ook pensioen wordt meegenomen. De wet ‘Verplichte certificering ter beschikkingstelling arbeidskrachten’ is al in voorbereiding en zal dit voorjaar naar de Tweede Kamer worden gestuurd en naar verwachting ingaan per 2025. Deze wijziging behelst een verplicht certificeringsstelsel voor ondernemingen die aan terbeschikkingstelling van arbeidskrachten doen. Handels- en productiebedrijven die personeel inlenen, mogen straks alleen nog maar gebruikmaken van de diensten van gecertificeerde uitleners. De Arbeidsinspectie controleert op de aanwezigheid van de benodigde certificaten.

Eerder duidelijkheid bij ziekte

Werkgevers krijgen volgens de nieuwe plannen al eerder - na 1 jaar - duidelijkheid en kunnen zo aan oplossingen werken. Bij mkb’ers wordt na 1 jaar ziekte de re-integratieverplichting gericht op werk buiten de organisatie (tweede spoor); mits de werkgever en werknemer hier allebei mee akkoord gaan. Als dit niet het geval is, kan de werkgever bij het UWV laten toetsen of het de verwachting is dat een werknemer die al weer wat aan het werk is, in de komende 13 weken zal herstellen voor zijn eigen (aangepaste) werk. Als dit niet zo is, wordt het eerste spoor van re-integratie bij de eigen organisatie afgesloten.

Krapte aanpak volgt nog

Welke maatregelen er nog nodig zijn om de arbeidsmarktkrapte aan te pakken, wordt momenteel onderzocht. Het kabinet wil van-werk-naar-werktrajecten stimuleren en heeft eerder aangegeven de plannen van het ‘Aanvalsplan Arbeidsmarkttekorten Techniek, Bouw en Energie’ te willen ondersteunen met 50 miljoen euro. Bovendien wil het kabinet in de 35 arbeidsmarkregio's 1 loket voor werkenden, werkzoekenden en werkgevers realiseren. Er wordt ook gedacht aan diverse opties zoals het (meer) werken meer lonend maken, het arbeidsaanbod vergroten en een overstap naar kraptesectoren aantrekkelijker maken. Hiervoor wordt onderzoek gedaan naar het verlagen van de marginale belastingdruk, het stimuleren van meer uren werken en een voltijd- of meer-urenbonus. Verder wordt het inzetten van mensen uit de bijstand, statushouders en ouderen gestimuleerd, en wordt geïnvesteerd in het vergroten van de zichtbaarheid en positionering van Nederland als vestigingsland voor internationaal talent. Tot slot wil het kabinet ook onderzoeken of financiële ondersteuning de overstap naar kraptesectoren aantrekkelijker kan maken en hoe dit kan worden gefinancierd.